Na haar bezoek aan de Kruidentuin wilde mevrouw Troy ook nog wel even naar de Hoftuin. Of dat niet overdreven was? Ja, want zij had haar pootjes al genoeg te doen gegeven en logischer en beter was geweest even thuis uit te rusten en een moment van meditatie in te lassen. Maar T. Troy was vastbesloten, en dus gingen wij met haar mee de Poort door. Vlak voor de ingang van de tuin bleef mevrouw Troy stil staan om te zien of er geen pestvolk of ander gespuis rondliep, en dat is altijd erg verstandig om te doen.
En ja hoor, de tuin was inderdaad niet vrij. Iets verderop zagen wij Rooie Gijs, en zoals gewoonlijk keek hij niet erg vriendelijk. Natuurlijk had hij ons al veel eerder in de smiezen dan wij hem, en toen we zagen hoe onvriendelijk hij naar mevrouw Troy zat te loeren, spraken we hem toe met wat vriendelijke woorden om hem te sussen en mild te stemmen.
Wel, vergeefse moeite dus. De oude knorrepot (hoewel, zo oud is hij nu ook weer niet - mevrouw Troy verslaat hem ruimschoots qua aantal jaren) stond op, keerde zich van ons af en ging een eindje verderop. Daar liet hij zich wederom neervallen en begon aan de tweede fase "boos en dreigend kijken".
Nee, het was overduidelijk dat wij niet welkom waren, daar hielp geen lieve moeder aan.
Wel mevrouw Troy? Wat doen we nu?
Dat was een overbodige vraag want Troy was al op weg naar huis, en dat was onder deze omstandigheden het beste om te doen. Bovendien was het ook weer hoog tijd om de bewaking van het poezenloket voort te zetten, en dus scherpte zij haar nagels aan haar loketstoel en ging toen zo liggen dat zij goed zicht had op de Poort en de straat.
Later hoorden wij aan haar luide gegrom dat zij haar taak weer naar beste kunnen vervulde, en zo was dus alles toch nog goed gekomen.




Wat een bikkel is menvrouw Troy dat ze ondanks haar pododinges zoveel gewandeld heeft.
BeantwoordenVerwijderen